Een kwestie van tijd, een studiedag over langdurige zorg in de psychiatrische kliniek: een verslag3/7/2020 Als je nageniet van een studiedag, dan weet je dat het een goeie was. Volgens Grunberg moet een hulpverlener minder hulpverlener zijn via de literaire dialoog. Hij kan open luisteren en de patiënt mag gewoon mens zijn, hoeft zelfs geen patiënt genoemd te worden. Dewachter vindt hoe dan ook dat we patiënten niet moeten verkleuteren, eerder moeten aanschouwen in onze vertwijfeling.
Marc Ledoux heeft voor mij de grootste indruk nagelaten. Hij citeerde Bleuler en Kraeplin om te tonen hoe actueel hun stellingen nog zijn tegenwoordig. Ledoux vond het vrij absurd dat Dewachter de implementatie van ervaringsdeskundigheid en familiewerking als revolutionair omvatte. Stel je voor! Dat is toch evident?! Ledoux werkt al 30 jaar in La Borde. Een instelling dat het woord ‘instelling’ weinig in zich draagt, maar het dragen en de ontmoeting centraal zet. Het zet de bureaucratie en het dwangbeleid op een helling. Oury heeft de institutionele psychotherapie uitgevonden en tot op vandaag vecht Ledoux voor dit denkkader. Wat Arnon Grunberg stelt, wordt hier in de praktijk omgezet. Patiënten en hulpverleners worden bewoners van een huishouden. Crisis en dialoog zijn er normaal. De menselijke crisis is een deel van het leven en moet gedragen worden. Niet bemeesterd worden! Johan De Groef sloot hierbij aan en stelt dat kader een middel is om plaats te maken voor het singuliere in de behandeling van een patiënt. De patiënt moet een eigen taal vinden. Ik had mij na de lunch op de eerste rij gezet om de sprekers van dichterbij te ervaren, maar vooral om nog een indruk op te doen van Ledoux. Ik had hem namelijk al de neus zien snuiten van een patiënt. Ledoux fluisterde hele verhalen in het oor van de man die naast hem zat tijdens de voordracht. De man leek mij mutistisch en ik dacht: ‘Wat zegt hij toch allemaal tegen iemand die niets terugzegt?’ Het leek eerlijk gezegd alsof hij sliep, maar niets is minder waar. Tot mijn grote verbazing knikte hij zacht. Vervolgens kon ik mezelf niet bedwingen en sprak Ledoux aan. Ik vertelde hem dat mijn collega en ik al vier keer verkeerd waren gelopen die dag, omdat onze benen wandelden naar waar de woorden ons brachten. Zo verkeerd vond hij dat niet. Vanaf dat moment liep ik met hem mee aan de arm. De mutistische man keek nors mijn richting uit toen ik aan Marc verlegen vroeg: ‘Zegt hij soms iets terug?’ Zonder enige filter gingen we aan het associëren en kwamen we uit op de kliniek in Beernem, zijn familiegeschiedenis, de verliefdheid van zijn moeder op een patiënt daar en uiteindelijk de kunstgalerij van het PC Bethanië. Tot slot ben ik nog steeds in trance van de beschreven ontmoetingen door Luuk Gruwez. Daarom citeer ik graag nog een fragmentje die omvat waarom het werk met patiënten mij grijpt: ‘Zij huldigen het devies: wie scheel is, ziet meer. Ja, zij zijn ‘extravagant’, woord dat door het woordenboek als ‘buitensporig’ en ‘overdreven’ wordt omschreven. En extravagant zullen zij blijven, allergisch voor het uitgezette spoor, pendelend tussen macht en machteloosheid, tussen strijdvaardigheid en hulpbehoevendheid.’ En toch, is dat net niet typisch menselijk?
0 Comments
Een verslag van de gespreksavonden tot nu toe.
Er is iets dat ons samendrijft als een roedel, op zoek naar iets dat ons sterker maakt. In tijden van het individualisme worden we terug naar elkaar gedreven. Een onderstroom brengt ons dichter bij elkaar en daardoor misschien ook terug dichter bij onszelf. Termen als ‘Polyfonie’ en ‘netwerk’ zijn woorden die schijnbaar lijken toe te dekken waar we zo zeer naar toe op zoek zijn. Het doorbreken van een isolement? Iemand zijn is misschien ook wel gemakkelijker in een netwerk? Je mag er spreken, als je voldoende luistert. In ieder geval zien we wat isolement en een te kort aan dialoog doet met een mens. Misschien geraken we daardoor wel des te meer van elkaar verwijderd? Wat gebeurt er als we monddood worden? Geraakt je taal verwijderd van die van ons? Is het daarom dat we maar niet in gesprek geraken met elkaar? Het huis ten velde Bekegem lijkt een plek om te onthaasten in warme kring. Voor diegene die willen. Hoe we dit voor elkaar krijgen is opnieuw een kwestie van dialogeren. De eerste avond: tijd en ruimte. ‘De eerste avond gingen we van start. Stefaan wreef in zijn handen. Zijn voorbereiding sprak alvast boekdelen. Helaas hadden we al wat gegeten. Na wat aarzelende blikken viel Frank uiteraard met de deur in huis. Hij grapte wat met de neurotische starheid waarmee we naar woorden hengelden zoals eendjes op de kermis. Al snel werd duidelijk dat het net daar is dat de ironie van de psychose bij ons allen inslaat als een bom. Hoe eenzaam we in wezen zijn als we anderen missen. Het is dan ook niet toevallig dat mensen psychotisch worden of liever in een menselijke ‘crisis’ gaan, als ze geconfronteerd worden met dood en verlies. Op welke manier dan ook. De eerste avond mondde eigenlijk vooral uit in het plannen van een verder spreken. We waren bereid los te laten wat we nog niet concreet konden bedenken. Hoewel we allen nog veel vragen hadden, is hier een eerste zaadje geplant. De tweede avond: psychotische avonden zijn de leukste. Bij het binnenkomen was het opnieuw gewoon worden aan hoe de tijd plots stiller komt te staan. Reeds 10 minuten waren we voorzichtig van start gegaan, tot we een mooie motor zagen verschijnen aan het raam. Het was Steven die zijn helm afnam en de tijd liet glijden om zijn zintuigen af te stemmen op de Bekegemse avondlucht en het omringende groen dat het te bieden heeft. Ik kon me niet ontdoen van de gedachte: ‘Wie is dat?’ Enige spanningsopbouw heerste nog voor hij zijn eerste woord uitsprak. Hij had het ijs gebroken. Hij sprak over psychose als een spirituele ervaring en eyeopener. Zijn werk bij een multinational had hem getroffen. Toeval of niet, het gesprek mondde uit in de rechtstreekse en onrechtstreekse druk die heerst als je psychotisch bent. Je wordt gedwongen om de tijd stil te zetten. Meer zelfs, je vlucht uit een ondraaglijke realiteit zodat je droomt met je ogen open. Je spreekt en denkt in metaforen. Valentijn kwam op dreef en kon eens vrij spreken over zijn medicatie. ‘Ari-pi-pra-zol’. ‘Het woord eindigt op ‘ol’, net zoals bij alcohol. Ik wil denken aan mijn gezondheid. Cola mag ik dus ook niet drinken. Er zit alcohol in. Ik word gedwongen om medicatie te nemen, maar ik wil mij richten op gezonde voeding.’ Nog iemand pikte hierop in: ‘Het nam iets fundamenteel weg bij me. Er worden vaak te hoge dosissen gegeven of te weinig afgestemd.’ Wordt de dialoog wel genoeg aangegaan? Krijgt men voldoende een stem in het gebeuren? Maar wat als je plots dingen doet die voor anderen onverwachts zijn en beangstigen? Ook familieleden hebben ervaringen met medicatie en vonden het moeilijk om aansluiting te vinden in de associativiteit van hun naaste. Daarom is het zo belangrijk van netwerkpartners te betrekken die één ieder van ons helpen vertalen. Het is vaak zo dat familieleden niet weten wat er allemaal speelt en soms kunnen ze moeilijk luisteren, omdat het emotioneel zo dicht komt dat er weerstand komt. Wat is er dan precies nodig in een psychotische crisis? Kan ‘El Camino’ een toevluchtsoord betekenen in eerste plaats? En pas in 2de plaats een tijdelijke woonst? Kortom kunnen we stellen dat onze open dialoog geleid heeft tot het uitdiepen van betekenissen. Woorden worden ruimer bekeken vanuit de verschillende perspectieven van de aanwezigen. Hoe is het als papa? Als mens in crisis? Als moeder? Als dochter? Als buurman? Als vriend? En ga zo maar door. Dit terwijl woorden vaak ook vasthangen aan een cultuur of een bepaalde tijd. We leven in een tijdperk waar diagnoses worden gebruikt om mensen te labelen, terwijl men vroeger in de klas leerlingen kenmerkte met woorden als: ‘De dromer, de potloodscherper en de amokmaker.’ Nu zijn ze de ADHD’er, de autist en de psychoot geworden. Ach, laten we gewoon spreken van mens tot mens? De derde avond: reeds wat stengels en bladen Stefaan steekt na een tweede keer terug van wal. Verbazend hoe hij voet bij stuk houdt. Misschien zijn we als mens niet zo verschillend. Onze bevindingen zijn dat er tussen opname en thuis nog weinig interactie is. Dat er heel wat voorzieningen zijn, maar eigenlijk zijn er nog weinig alternatieven voor een opnamedienst. Bovendien biedt het model ‘Open Dialogue’ uit Finland veel nieuwe perspectieven, gezien er daar weinig tot geen gebruik meer is van antipsychotica. Hier in België doen de pillen vergeten, maar nadien komen onbesproken zaken terug boven en slaan ze terug in je gezicht als een boemerang. Zo vertelden verschillende aanwezigen het verhaal van verschillende psychoses ten gevolge van een ontweken dialoog. Het is spijtig te moeten vaststellen dat belevingen zoals: ‘betutteling’, ‘gebrek aan ziekte-inzicht’, en ‘identiteitsberoving’ gerelateerd worden met het huidige psychiatrische apparaat. In Finland is men louter van start gegaan met principes die uit onderzoek leken te ‘werken’. Het belangrijkste hiervan zou zijn om de verbrokkelde communicatie binnen een netwerk te lijmen. Men gaat denken en spreken voorbij de handicap. Meer bepaald gaan ze uit van iets dat binnen een familiesysteem ondraaglijk wordt en zich op een gegeven moment toont als een psychotisch symptoom. Het feit dat ‘Open Dialogue’ een sterk onderbouwd model is die mooi overlap toont met een simpele menselijke dialoog zoals dat misschien vroeger vaker gebeurde binnen een gemeenschap met de pastoor? De derde open avond was iets heftiger. Ik vermoed dat niet alleen de opkomst hier een rol in speelde, maar ook een spreken dat zich verder ontplooit. Het samenzijn bracht leven en betekent concreet dat we onze aanwezigheid willen uitbreiden naar een rol in dit project. Zo werd er alvast gesproken over het spirituele luik, het belang van lichaamsgerichte therapie en de beschikbaarheid van de locatie. Ook leek het ons een minimum dat als iemand tijdelijk komt inwonen, ze toch twee naasten hebben die hen vergezellen in een open dialoog gesprek en daarnaast ondersteuning bieden in dagdagelijkse functies. Stefaan faciliteert het gebeuren, een vrijwilliger coördineert en ondersteunt. Kleine indrukken van die avond blijven bij: ‘Zag je die bokszak in de tuin?’, ‘Je zou in die tuin groentjes kunnen kweken en Yoga!’, ‘Zie eens wat een natuur er is om in te wandelen?’ Tot slot heeft Nicolas ooit nog gedroomd dat zijn ouderlijk huis zou worden besteedt aan een project als dit. Een impressie en wat sfeerbeelden. 10 januari 2019 Net als ieder ander daar, zoek ik mijn plaats om te zijn. Als metafoor voor het leven, psychose en open dialoog: Aarzelend, spartelend en bemoedigt in onszelf te kijken en via de ander beter naar onszelf te luisteren. Een innerlijke stem weergalmt en kaatst terug als de trillingen van een warme melodie. Een onafgebakend terrein om jezelf te bevragen. Wat doe ik hier nu juist? Wat zoek ik? Ik luister en ontmoet mezelf in een jongere versie. Haar tranen sijpelen in de groeven van mijn hart, die zelf geheelde wonden zijn. Ik sprak haar toe als mezelf. Net als zij heb ik mij afgeschermd en van op afstand gezocht naar antwoorden die zich verscholen in mijn schoolboeken. Ik heb er veel gevonden, maar in de kring vind ik iets wat zich aan mijn lippen ontglipt. Anderen onthouden zich van een antwoord. Volgens mij weet niemand waar we naar toe gaan, maar dat is het hem nu juist, niet? Een gemoedelijk zucht draagt ons door de avond in aanloop naar het weekend. Onze warme binnenkamer is net de wereld ingezonden, op zoek naar meer ‘compagnons’. Althans, dat is wat Dag en Stefaan dikwijls zeggen. En toch wil ik zeggen, dat ik het belangrijk vind om elkaar vast te houden en het onmeetbare pad niet te verlaten voor één die een valse zekerheid biedt. |
AuteurKim Demeulenere Archief |